Boute Ecologie Water & Advies
 
   
   

  Welkom
  Contact
  Werkvelden
  Projecten (historie)
  Schaapsloopven Valkenswaard
  Waterkwaliteit: Onderzoek relatie bestrijdingsmiddelen en macrofauna in de Rijnbeek (Venlo): TRIADE-benadering
  Beheerplan Watergangen Waterschap Aa en Maas
  natte natuurparel Sang en Goorkens
  natte ecologische verbindingszone Spruitenstroompje (Esbeek; Hilvarenbeek)
  Inrichting Poppelsche Leij en Rovertsche Leij Landgoed Breedijken (Goirle)
  Ecologische inrichtingsvisie Boven-Slinge
  Herstel Heukelomse beek en natuurontwikkeling
  IJzeren Man Water- en uitvoeringsplan
  Gemeentelijk Rioleringsplan Heerlen 2006-2010
  Stadswateren
  Waterkwaliteit
  Evaluatienota Volkerak/Zoommeer
  Volkerak/Zoommeer aanpassen natuurstreefbeeld
  Reuseldal: integraal beekherstel
  Bedrijfsidee en Ondernemingsplan
  CV en samenvatting
  Lopende projecten
  Zakelijk en Links
  Boute ecologie water & advies - Beheerplan Watergangen Waterschap Aa en Maas

In dienst van Waterschap Aa en Maas en ingehuurd vanuit Taken Landschapsplanning en Ecologie heb ik voor het Beheerplan Watergangen streefbeelden en karakteristieken per cluster van watergangen opgesteld. Belangrijk doel is met het beheer en onderhoud op (ecologische) kwaliteit te sturen.

Wat is een Beheerplan Watergangen:

- het geeft richtlijnen voor het beheer en onderhoud (frequentie, tijdstip, type onderhoudsmaatregel)

- het leidt het beheer en onderhoud af van streefbeelden

- het geeft de gevolgen weer van onderhoudsstrategieën (ecologische doelen, streefbeeld, financiën, maatschappelijk, ..)

- het geeft de districten uitleg over het gevoerde beheer en onderhoud naar externen 

Watergangen binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas zijn homogeen verdeeld in clusters. Die indeling is gebaseerd op de typologie volgens de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor elk cluster zijn drie kwaliteitsniveaus ingevoerd: laag, normaal en hoog. De ecologie vormt de basis van de streefbeelden. De streefbeelden op hoofdlijnen zijn hierbij vertaald naar toetsbare getallen. De uitwerking van de streefbeelden is bepalend voor de te volgen onderhoudsstrategie.

De opzet zag er als volgt uit:

  • 11 typen/clusters watergangen (EKRW)
  • Per cluster opstellen streefbeeld. Hierbij is o.a. gebruik gemaakt van het Handboek natuurdoeltypen, Aquatische Supplement, Streefbeelden Beken en Kreken, kennis in huis bij het waterschap
  • Invulling streefbeeld aan de hand van de 5-S systematiek (Systeem, Stroming, Structuren, Stoffen, Soorten)
  • Uitwerking streefbeeld in toetsbare getallen

Voorbeeld van de karakteristieken die bij het niveau Normaal zijn opgenomen: 

 Normaal kwaliteitsniveau: Naast de aan- en afvoerfunctie wordt rekening gehouden met de huidige en potentiële natuurwaarden. Voorbeeld van een watergang die in deze categorie valt is een polderwaterloop met ecologische verbindingszone.
Enkele karakteristieken die bij dit niveau horen (getallen zijn voorbeelden):
Morfologie: |nrichting algemeen: hier en daar natuurlijk.
*       Oevers: minder steile oever (aanwezige beschoeiing natuurproduct steen/hout). Hier en daar variatie in oevers. Minder abrupte overgang water-land.
*       Bodem/substraat: enige variatie in structuren. Slib niet overheersend.
Hydrologie: fluctuerend waterpeil beperkt in het seizoen mogelijk (afgestemd op grondgebruik).
*       > 75% van doorstroomprofiel voor watervoering en scheepvaart (Zuid-Willemsvaart). Geen overstromingen.
*       Stromingsvariatie in het dwarsprofiel matig aanwezig.
Biologie: algemeen: bedekkingsgraad waterplanten (onder-gedoken en drijvend) 5-10%; flab en kroos afwezig; ruigtesoorten frequent-dominant op de oever. Bedekkingspercentage oeverbegroeiing 0-10%.
        Variatie in structuur van water- en oevervegetatie maximaal. De oevers zijn begroeid met grassen en kruidachtigen. Deels ruimte voor ruigte, struikgewas en bosschage (< 80%).
Doelsoortensamenstelling:
- 5-18 doelsoorten
- ruigte- en oeversoorten: kattenstaart, koninginnekruid, paardenbloem, hondsdraf, smalle weegbree, duizendblad, haagwinde (“pispotje”), groot hoefblad, boerenwormkruid, fluitenkruid, harig wilgenroosje, smeerwortel, kattenstaart.

 De uitwerking van het streefbeeld voor een cluster watergangen (R14; niveau Laag) is hier als voorbeeld opgenomen.

Clusterbeschrijving Snelstromende middenloop / benedenloop op zand (R14)

Algemene omschrijving
Processen
Ecologische typering
Indicatoren
Cluster
Karakteristieken
Beeklopen met een hoge afvoer en stroming (>50 cm/s). De afvoer is vrij constant zonder piekafvoeren. De waterlopen worden gevoed met regenwater, maar vooral met grond- en oppervlaktewater.
 
Tot dit type behoren de Halsche beek, de Hooge Raam (ten westen van Cuijck), en de Campagnebeek ten zuiden van Vierlingsbeek).
Het lengteprofiel is licht meanderend en is structuurrijk. De bodem bestaat uit zand of leem met grindbanken. Plaatselijk ontwikkelen zich grote plukken waterplanten en zijn organische structuren bepalend (omgevallen bomen). De beek is geheel tot gedeeltelijk beschaduwd (bos).
 
De levensgemeenschapppen zijn over het algemeen sterk gelinkt aan stromend water. Door de beschaduwing blijft de begroeiing met waterplanten beperkt.
 
Grote diversiteit aan substraatstructuren (bijv. zand, grind, slib, grof/fijn organisch materiaal) door afwisseling van erosie (buitenbocht) en sedimentatieprocessen (binnenbocht). Hout vergroot substraat-diversiteit in de beek.
Organisch materiaal wordt (verder) omgezet tot FPOM. Mafa bestaat uit de  functionele groepen van knippers, grazers filterfeeders en carnivoren. Tov bovenloop neemt de voedselrijkdom toe.
Waterloop functioneert  autonoom (zo weinig mogelijk ingrijpen).
 
 
De vegetatie in dit watertype bestaat uit associaties van stromend water. De planten vormen vaak lange, met de stroming van het water meebewegende slierten, maar op plaatsen waar de  stroomsnelheid lager is, vormen zich ook dichte drijvende dekens. Langs de oever komen pioniersvegetaties voor op deels droogvallende delen. Deze vegetaties zijn afhankelijk van meandering. In langzaam stromende delen in binnenbochten komt de associatie van Egelskop en Pijlkruid voor. Bedekking van ondergedoken en drijfbladplanten is 10-30%. Kroos en flab komen niet of nauwelijks voor (< 1%).
 
De macrofauna is zeer divers en bestaat deels uit stromingsminnende soorten. Kenmerkende libellen zijn de bosbeekjuffer, gaffellibel en de gewone bronlibel
 
In snelstromende middenlopen op zand- en grindbodem bestaat de visgemeenschap uit stromingsminnende soorten, waarvan alle of sommige levensstadia gebonden zijn aan de hoofdstroom. Daarnaast komen soorten voor die in meerdere biotopen worden gevonden. Zij zijn gebonden aan de hoofdstroom én afhankelijk van zijwateren die in permanente verbinding met de beek staan. Er zijn migratiemogelijkheden voor fauna door middel van verbinding met andere beken en riviertjes. De relatief snelle stroming en de aanwezigheid van voldoende voor vis functionele grindbanken maken de aanwezigheid van typische grindpaaiers mogelijk (elrits en beekprik verblijven hier hun gehele leven). Kleinere stromingsminnende soorten als de rivierdonderpad, riviergrondel en bermpje vormen een belangrijk deel van de visstand.
 
 
 
Diepte    20-100 cm
Breedte 2-15 m
pH          6,5 – 8,5
NH4 < 0,4
NO3 < 0,35
t-P    < 0,040 mgP/l
EVG 250- 500 us/cm
 
Indicatorsoorten
Planten:  stromingsminnende soorten (w.o. Teer vederkruid, Vlottende waterranonkel, sterrekroossoorten, Kleine egelskop Bedekkingsgraad waterplanten 10-30%. Bedekkingsgraad oevers: minimaal 60% bos.
 
Vissen: elrits, beekprik, barbeel, rivierdonderpad, riviergrondel, bermpje, serpeling.
 
Libellen: bosbeekjuffer, gaffellibel, gewone bronlibel.
 
Macrofauna: ?? (bijv. beekschaatsenrijder, schrijvertjes, beeklopers è herkenbare soorten noemen?!)
 
-----------------------------------------------------------
Uit: “Streefbeelden voor Beken en Kreken in Noord-Brabant, 2004” voor Snelstromende laaglandbeek de volgende gidssoorten:
Schelpdieren: Ancylus fluviatilis
Watermijt: Hygrobates calliger, Sperchon clupeifer, Nautarchna crassa
Vlokreeft: Astacus astacus, Echinogammarus berilloni
Libellen: Calopteryx virgo,
Kokerjuffers: Potamophylax rotundipes, Hydropsyche sp.
Haften: Brachycercus harrisella, Ephemerella ignita
Muggen: Eukiefferiella, Polypedium pedestre, Orthocladius thienemannii
Kevers: Deronectus latus, Limnius volckmari
Wantsen: Micronecta poweri
 
 
 
 
 
 
 
 
1.       Snelstromende middenloop/benedenloop op zand
met een laag kwaliteitsbeeld. Code R14-L
 
 
Morfologie en structuren
*       Inrichting algemeen: afgestemd op snelle afvoer
*       Oevers: geen of nauwelijks meandering, geen variatie in oevers (steil, vlak vs binnen- en buitenbochten), standaard profiel
*       Bodem/substraat: diversiteit substraatstructuren (bijv. zand, grind, slib, grof/fijn organisch materiaal) ontbreekt, evenals kommen/geulen en plaatsen waar sedimentatie plaatsvindt.
(Fysische) chemie
*       Zuurstofverzadiging <50% , EGV 300-800 µs/cm, 4,0 < pH >9,0, temperatuur sterk wisselend, doorzicht slecht (troebel), 0,3 < stroomsnelheid > 0,7 m/s (HdB).
Hydrologie
*       Basisafvoer niet constant; sprake van hoge piekafvoeren.
*       Hoge stroomsnelheden (schietend water, > 1m/s) waarbij stromingsvariatie in het dwarsprofiel ontbreekt of langzaam stromend dan wel stilstaand water.
 
Biologie        
*       Algemeen:
bedekkingsgraad waterplanten < 4%; > 10% flab en kroos; oevers voor 0-20% begroeid met bos. Ruigtesoorten overheersen op de oever.
*       Indicatorsoorten:
a. minder dan 3 stromingsminnende soorten;
b. stekelbaars, blankvoorn, snoek en vetje dominant;
c. ruigte- en kruidensoorten oever: grote brandnetel, grote weegbree, vogelmuur, straatgras, Witte dovenetel, liesgras, paardenbloem, braam, akkerdistel, ridderzuring.
 

 

Het complete Beheerplan kunt u hier inzien: docs/beheerplan watergangenWAM DEF 2007.pdf

 
 
  Boute Ecologie & Water Advies  
BEWA | Singelstraat West 2 | 6107 BV Stevensweert | M 06-23232172 | martin@boute-ecologiewateradvies.nl